Gaan we benaderen vanuit de vraag: VAN WIE moest Jezus sterven?
- Jezus zelf. Vond hij zèlf dat Hij moest sterven?
- God, Zijn Vader in de hemel – vond Hij dat Jezus, zijn Zoon, moest sterven?
- Familie, vrienden, volgelingen, discipelen – vonden die dat Jezus moest sterven?
- Mensen met wie Hij steeds botste, m.n. Joodse geestelijk leiders, tempelhoofden, bijbelgeleerden – vonden die dat Jezus moest sterven?
- De overheid – de man die het Romeinse opperbestuur vertegenwoordigde – vond hij dat Jezus moest sterven?
- Het publiek, de toeschouwers – vonden die dat Jezus moest sterven?
We lopen het na. Van achter naar voor….
6: het publiek dat Jezus’ veroordeling meemaakte, roep om zijn kruisiging; opgehitst door hun volksleiders gaven ze daarmee aan: ja, Hij moet sterven! Volksgunst slaat soms om in volkswoede – vooral als de ‘gunsteling’ uiteindelijk toch niet doet wat de menigte hoopte en verwachtte.
5: Pontius Pilatus, Romeins gouverneur in Jeruzalem – hij vond in Jezus geen schuld, wilde hem daarom vrijlaten. Maar werd handig onder druk gezet: als je Hem niet veroordeelt, gaan wij in Rome melden dat je de keizer niet goed beschermt tegen mensen die zeggen dat ze zelf koning willen worden. Pilatus zwicht voor deze druk – hij moet wel om z’n eigen belangen denken…. En dus moet uiteindelijk ook van Pilatus Jezus sterven.
4: Joodse geestelijke leiders botsen al van het begin af aan met die uit de toon vallende Rabbi Jezus.
Ze vinden dat Hij de sabbat schendt, en dat Hij Zichzelf aan God gelijk maakt – en dat is meer dan voldoende om Hem dood te wensen. Ze lijken het voor God te doen – maar ze doen het uiteindelijk voor hun eigen positie. Eigenbelang. Ze zijn bang dat Jezus nog eens iedereen achter zich krijgt. En
wie-weet, gaan dan de Romeinen weer optreden. Nee, we moeten weer gauw terug naar de status- quo van vóór Jezus. Jezus moet dood.
3: Familie, vrienden, discipelen – ze waren allemaal erg ontzet, toen ze zagen dat Jezus ging sterven.
Nee, zij wilden niet dat Jezus zou sterven. Zij waren ongeveer de enigen….
2: God had een plan: redding van mensen, die zónder die reddend-uitgestoken Hand verloren zouden zijn! (Joh.3:16). En in dat plan was Jezus, Gods Zoon, de Redder. Alleen, om te redden moest Hij sterven. Dat was de opdracht die de Vader Jezus had meegegeven toen Zijn Zoon mens werd.
Jazeker, de Vader wilde (!) dat Zijn Zoon zijn leven zou geven, als een Herder die zijn schapen behoedt voor de dood (Joh.10).
1: De Zoon zelf sloot Zich hierbij aan: Hij kende de opdracht, en Hij was ertoe bereid. Hij wist dat er zonder bloedstorting geen nieuw verbond zou zijn, en dat er zonder bloed ook geen bedekking / verzoening van onze zonden zou zijn ( 2 Kor. 5:18; Hebreeën 9:24-28). En dat bloed zou Zijn bloed
zijn, uitgegoten aan het kruis. Bij de eucharistie komt dat telkens weer naar voren.
Gerard de Kimpe
